De kalkhoogvlaktes van de Lot

De rivierdoorbraken van de Quercy

 

Een fietstocht door het regionale natuurpark van de ‘Causses van Quercy’, een glooiende kalkhoogvlakte met zeer arme grond, langs drie tot de verbeelding sprekende canyonachtige riviervalleien.

 

GPS-tracks: www.routeyou.com/route/view/858512/fietsroute-lot-soulliac-autoir.nl

                     www.routeyou.com/route/view/859890/fietsroute-lot-autoire-figeac.nl

                    www.routeyou.com/route/view/859917/wandelroute-lot-figeac-st-cirq-lapopie.nl

                    www.routeyou.com/route/view/859970/fietsroute-lot-st-cirq-lapopie-cahors.nl

 

Verbluffend gemak

Het is best mogelijk! In één dag met onze eigen fietsen op de trein naar de Lot. En ongelooflijk maar waar, na vele jaren is dit de eerste treinreis zonder de minste vertraging. Na twaalf uur stappen we uit in Souillac. We nemen onze intrede in ‘La Veille Auberge’ en plaatsen onze fietsen in de fietsstelplaats. De verrassing is groot wanneer ik een twintigtal oerdegelijke Duitse ‘Bulls’ hybride- en MTB-fietsen aantref en enkele moderne elektrische fietsen. Tegen het plafond hangen ook nog verscheidene goed onderhouden racefietsen. Opnieuw een verbluffende ervaring, de Lot is zichtbaar klaar om fietsers te verwelkomen.

 

Middeleeuws geweld

De Lot presenteert zich aan de hand van vijf grote sites: de vallei van de Dordogne, Rocamadour, Figeac, Saint-Cirq-Lapopie en Cahors. We doorkruisen het oude Souillac met zijn nauwe middeleeuwse steegjes tot op het ronde dorpsplein. In de schaduw van het belfort Saint-Martin, een kerkgebouw met opvallend gehavende belforttoren, heeft de plaatselijke herbergier een groot deel van het pleintje als terras ingepalmd. Op het aansluitende plein staat een opvallende romaanse abdijkerk waarvan de bouw duidelijk byzantijns getint is. Het is geweten, Souillac is een leuke instapper voor onze reis langs middeleeuws werelderfgoed.




De tuin van Eden

De Dordogne vreet zich in negen reusachtige meanders een weg doorheen het kalkplateau. Iedere bocht levert wel iets spectaculair op. Zijn het geen langgerekte rotswanden dan is dit één of ander historisch gebouw zoals het aan de rivier gelegen kasteel La Treyne of het stijlvolle silhouet van het op de rand van het ravijn balancerende kasteel Belcastel. We hadden de beslissing al op voorhand gemaakt, maar in het gehucht Lacave is het kiezen voor het parcours langs de Dordogne of over het kalkplateau naar Rocamadour om dan op het einde terug de Dordogne te vervoegen. Maar de enige Rocamadour die op ons menu staat is de ernaar vernoemde geitenkaas. We houden halt bij een toeristentreintje aan het begin van een tunneltje. Een begeleider roept ons toe: “Als jullie mee willen dan kan dat nog”. Enkele minuten later brengt het treintje ons in het hart van de rots. Trappen en gangen verbinden twaalf druipsteengrotten met stalagmieten, stalactieten, waterbekkens en bizarre door afsijpelend water gevormde steenfiguren waarin we met enige inspiratie een madonna, een doodskop, een gordijn of een waterval herkennen. Wij volgen de kronkelingen van de Dordogne langs kilometers krijtwitte rotspartijen en passeren daarbij opnieuw enkele kasteeltjes, een abdijruïne tot in het idyllisch op een heuvelkoepel gelegen dorpje Creysse. Ondertussen zijn we bij meander nummer zeven aanbeland. Op de top van het dorp staat een versterkt kerkje met tweelingverdedigingstorens. We merken ganzenweiden op … en een wegwijzer naar de boerderij ‘Fois Gras La Champagnoise’. Bij het verlaten van Creysse wanen we ons in de tuin van Eden. Voor ons een kronkelend wegje afgeboord met een metershoog stenen muurtje geplakt tegen een kilometerslange rotswand. In de vlakte rechts van ons één grote notenplantage voor de vervaardiging van een typisch streekproduct, notenwijn. We hebben over korte afstand mogen proeven van cultuur, natuur en gastronomie. Vanavond weet ik wat de tafel schaft: notenwijn, fois gras, magret de canard, een rocamadourtje en met Cahors als hoofdstad van de Lot is ook de wijnkeuze bepaald.

 

De mooiste dorpen

We klimmen de vallei uit tot bovenop de krijtrotsen. Minuscule wegjes door met stenen muurtjes omboorde weiden verbinden enkele van Frankrijks mooiste dorpen. Carennac was een versterkte nederzetting in de middeleeuwen. Krijthuizen met roodbruine pannendaken staan op elkaar geprakt rond de priorij die tot de abdij van Cluny behoorde. We moeten een brug over en een smalle doorgang in de vestingmuur geeft uit op een binnenkoer met indrukwekkend portaal dat toegang geeft tot de romaanse kerk. Nog geen tien kilometer verder een soortgelijk dorp met kasteel, vestingmuren, stadspoort en enkele torens. Loubressac is gebouwd op een rots in een bocht waar de Bave in de Dordogne vloeit. Het dorp biedt een adembenemend zicht over de Dordognevallei met middenin de majestueuze ridderburcht Castelnau. Autoire ligt in een zijdal dat doodloopt op de Cirque van Autoire, een circulaire rotswand met achterin een van de rotsen stortende bezienswaardige waterval. Er loopt een wegje naartoe, overgaand in een pad waar we, wanneer dit bergachtige allures begint te vertonen, onze fietsen tegen een boom parkeren en de resterende meters te voet afleggen. We nemen onze intrek in de herberg aan de fontein midden in het dorp.

 

 

De Caussenarde van de Lot

Een hele tijd fietsen we over een bredere maar rustige verkeersweg het kalkplateau omhoog. ’s Middags houden we halt bij zo een typische Franse bar op een hoek midden in een dorp. Een bar in Frankrijk is een cafétje waar je meestal ook terecht kunt voor een sandwich (stokbrood), een dagschotel of –menu. We nemen plaats aan één van de drie tafeltjes op de smalle stoep aan de wegrand. Veel keuze aan ingrediënten voor op de sandwich is er niet, maar je mag we alles en nog wat combineren naar eigen smaak. Als we een hoofdweg oversteken zijn we niet alleen van de verkeersweg verlost maar verandert de omgeving magistraal. Het lijkt wel een Brits faienceslandschap van weiden omzoomd door natuurstenen muurtjes en grazende Caussenarde schapen, een sterk en robuust ras van boerenschapen met zwarte vlekken om de ogen waardoor het lijkt dat ze een bril dragen en de bijnaam brilschapen erfden. Onze laatste halte houden we bij het renaissancekasteel van Assier. Het hoofdgebouw en enkele gehavende torens resten van wat eens een glorierijk slot was. Een Loirekasteel dat om één of de andere reden in de Lot verzeild geraakt is.

 

Figeac

Een middeleeuwse stad in de ware zin van het woord, dat is Figeac. Smalle donkere steegjes met bestrating van ronde keien. Vier tot vijf verdiepingen hoge gebouwen met onder het dak een open houten overloop en luiken voor de ramen. Schertsend zeggen de mensen dat die overlopen dienden voor wanneer het water bij overstromingen de stad in kwam. Maar dat is toch wel heel hoog. Het bonkend hart van de stad zijn de pleinen Carnot en Champollion. De open markthal op de Place Carnot is overdag één groot overdekt terras, maar de driehoekige Place Champollion vinden wij nog net iets gezelliger. Hier ligt ook het museum Champollion dat gewijd is aan het schrift. Een steegje leidt naar het pleintje Place des Écritures achter het museum. De middeleeuwse binnenkoer is bekleed met drie grote natuursteenplaten volgeschreven met hiërogliefen. We slapen er in een hotel boven een hip designcafé. Ons hotel heeft huisnummer drie, de restaurants ‘Le 5’ en ‘Le 7’ erlangs zijn niet moeilijk te vinden. Wij kiezen voor ‘Le 5’ en gaan opnieuw voor een streekmenu. Ditmaal een salade Quercy met fois gras, gerookte eendenreepjes en walnoten, boerenlam, ons Rocamadourkaasje en crème brûlée met saffraan van Quercy. Uiteraard vergezeld van een Cahorswijn. Onze favoriet na drie dagen: Château de Hauterive prestige 2009. Ja, de Lot is een streek voor lekkerbekken. Ons ontbijt nemen we de volgende ochtend in het café want het is marktdag en we willen de Franse sfeer proeven.

 



De Pelgrimroute

De 60 km lange weg door de vallei van de Célé is één en al fun, hoe dichter we bij de monding van de Lot komen, hoe imposanter de rotswanden. Een rariteit zijn de gedeeltelijke rotswoningen die deels in de rotswanden gebouwd zijn. Toch maar een eigenaardig zicht zo een huis met torentje dat er half uitsteekt. Parallel door het dal loopt de GR561, een alternatieve voor de GR65 naar Compostela. We kruisen dan ook nu en dan enkele wandelende pelgrims. Eén van die plaatsen is de idyllische aan de rivier gelegen priorij van Espagnac-Ste-Eulalie waar pelgrims naar Compostela een onderdak vinden. Voor de toegangspoort staat een levensgrote houtsculptuur van Sint Jacobus. Boven de poort brengen enkele werkmannen een nieuwe Sint-Jakobsschelp aan. Nog zo een plaats is de abdijkerk van Marcihlac. De abdij is grotendeels een ruïne, maar het altaar en het koor zijn magistraal blauw belicht. Tegenover het klooster kunnen we, nadat iemand de bejaarde eigenares ergens is gaan zoeken, in een eethuisje terecht voor een dagschotel. Twee pelgrimdames die even later binnenkomen zijn halen uit hun rugzakken slippers, d voeten even verluchten kan zeker niet kwaad. Voor we de Lot, de rivier waarnaar het departement genoemd is, bereiken is het mogelijk een paar afstekers te maken.

 

 

De eerste gaat naar een openluchtmuseum. Op geregelde tijden zijn er demonstraties van hoe het er in vroegere tijd hier aan toe ging. De andere is de grot van Peche Merle die beroemd is om zijn prehistorische grottekeningen. Allebei een bezoek waardig maar er tussenin fietsen we voorbij aan het uiterst eigenzinnige museum van het ongewone, het musée de l’insolite van de excentrieke kunstenaar Bertran Chenu. Tegen de rots boven laten we het een rotsatelier noemen, staan zombieachtige poppen op verroeste motors. Zo een beetje Mad Max achtig. Ni foto, ni film staat op verscheidene borden tegen zijn rotsstulpje. Wanneer toch iemand een foto waagt te maken ontrolt zich een groot spandoek met allerhande verwijten aan het adres van de paparazzi. In 25 jaar tijd en na meer dan 50000 werkuren construeerde de kunstenaar meer dan 1300 bizarre tot absurde kunstwerken. Kunst met een humoristische noot en vaak erotisch getint. Een reuzenmotor, seksistisch verwoorde affiches en uithangborden zoals een hamburger van dichtgeknepen billen met salade en tomaten ertussen geknepen onder het logo van Mac D…, een kleurrijke tuin van afvalproducten, de cyclotronc waarbij een fiets door een boomstronk steekt … eigenlijk te gek voor woorden. Alle bezoekers zijn het eens … fenomenaal en inventief!

 

 

Het roversnest

En daar ligt het dan hoog bovenop een rots aan de Lot, het meest uitverkoren dorp der Fransen. Op een piratennest lijkend, met zijn vooruitstekende uitkijkrots. We moeten langs deze oever er onder langs, dan de brug over en hels naar boven. Middeleeuwse charme wacht ons met zijn keiensteegjes, weggestoken tuintjes, houten balkons, verdedigingsmuren en ruïne, gelegen op het hoogste punt van het dorp met zicht op de vele rotspartijen en de rivier. Aan de voet van de ruïne in het bovenste deel van het dorp viert de horeca hoogtij. In die enkele smalle straatjes bieden daarnaast een resem winkels specifieke streekproducten aan. We maken er kennis met de Fénelon, een aperitief op basis van rode wijn, notenolie en crème de cassis. Het dorp is een topattractie en vele toeristen vinden dan ook hun weg naar hierboven.

 

Het schiereiland op de Lot

Indrukwekkend, zo fietsen op de ‘corniche’ bovenop de loodrechte rotswanden. Angstaanjagend diep ligt de rivier. Naar Cahors toe volgt nog zo een ‘corniche’, maar tussendoor rijden we ook al eens beneden aan de rivier. Cahors ligt als een middeleeuwse vesting in een grote meander in de Lot, in het noorden afgesloten door een verdedigingsmuur. We fietsen de meander rond naar de drietoornige middeleeuwse brug. Ze is autovrij en een gezellige pleisterplaats bij mooi weer. Via een groot plein stoten we op de  Rue Leon-Gambetta, de hoofdverkeersader doorheen het schiereiland. Aan de overkant ligt de oude stadskern. Ook hier treffen we de specifieke steegjes en typische hoge gebouwen aan. Een extraatje zijn de verborgen stadstuintjes die je na enig zoeken kan bewonderen. Midden in de oude kern ligt de opvallende kathedraal Saint-Étienne, een meesterwerk van sacrale bouwkunst met torens en koepels. Een beleving is de romaanse kloostergang, een verrassing de moderne kleurrijke glazen ramen.

Cahors is één van de halteplaatsen op de Camino waar de pelgrims hun boekje laten afstempelen. Koperen Sint-Jacobsschelpen op de straatstenen leiden terug de stad uit over de drietoornige middeleeuwse brug, verder langs de Lot door de wijngaarden waar trouwens een 160 km lange fietsroute doorheen loopt. Voorlopig nog de enige afgewerkte en bewegwijzerde fietsroute in de Lot. In Cahors stappen wij terug op de trein maar wie wil kan dus nog gerust een eindje verder.

Praktisch

AFSTAND: 212 km

ROUTES: Souillac – Autoire (56 km) – Figeac (58 km) – Saint-Cirq-Lapopie (60 km) – Cahors (38 km)

VERVOER:

auto: 800 km van Brussel

trein: TGV naar Parijs Noord, en Intercities Parijs Austerlitz naar Souillac en Cahors

trein + fiets: naar Luxemburg; TGV naar Parijs Oost, Intercities Parijs Austerlitz naar Souillac en Cahors

LOGIES:

Hotels: Wij overnachtten in:

La Vielle Auberge, Rue de Recège 1, F-46200 Souillac, +33 5 65 32 79 43, www.la-vieille-auberge.com

Auberge de la Fontaine, Le Bourg, F-46400 Autoire, +33 5 65 34 04 37, www.auberge-de-la-fontaine.com

Hotel Champollion, Place Champollion 3, F-46100 Figeac, +33 5 65 34 04 37

Auberge du Sombral, F46330, +33 5 65 31 26 08, www.lesombral.com

Hotel Terminus, Avenue Charles de Freycinet 5, F-46000 Cahors, +33 5 65 53 32 00, www.balandre.com

GIDS: Guides Gallimares, Les encyclopédies du voyage: Lot

FIETSROUTES & FIETSINFO: Lot Tourisme, Quai Cavaignac 107, CS90007, F-46001 Cahors cedex 9, +33 5 65 35 07 09, info@tourisme-lot.com, www.tourisme-lot.com